In uitspraak van september 2018 ECLI:NL:RVS:2018:2856 van de Raad van State gaat het om de verlening van vergunningen aan exploitanten voor het exploiteren van raamprostitutiebedrijven. Daarbij worden eisen gesteld zoals het registreren van de sekswerkers en administreren van intakeverslagen. De vraag is of het vastleggen van het beroep en aanvullende informatie bijzondere persoonsgegevens zijn. Dit vind ik een interessante vraag omdat het niet gaat om de direct af te leiden bijzondere persoonsgegevens, maar het beredeneren en concluderen. Ik neem uit de uitspraak teksten over.
De burgemeester is in zijn verweer van mening dat het werk van een sekswerker weliswaar bestaat uit het verrichten van seksuele handelingen, maar dat dit niets zegt over het persoonlijke seksleven of de persoonlijke geaardheid van een sekswerker. In het intakegesprek moeten exploitanten vragen stellen met het doel vast te stellen of de sekswerker vrijwillig het werk gaat verrichten, maar zij mogen geen vragen stellen over bijvoorbeeld gezondheid, verslaving of het cognitieve vermogen. Deze informatie zou dan wel direct als bijzondere persoonsgegevens aan te merken zijn. Het werk zelf is een legaal beroep. Uit de memorie van toelichting bij de Wrp blijkt dat het zijn van sekswerker geen bijzonder persoonsgegeven is. Ook het College bescherming persoonsgegevens heeft dit in 2009 in zijn advisering over het wetsontwerp niet als zodanig aangemerkt. Ik vind dat een beperkte opvatting omdat het effect van deze gegevens er zeker kan zijn; zoals de RvS later ook zal aangeven. Maar ook al in Opinion Nº 4/2007pdf ‘On the concept of personal data – WP 136’ van de Artikel 29 werkgroep verwees al naar het effect dat informatie kan hebben.
In deze zaak oordeelde het EHRM dat ook beroepsactiviteiten onder het begrip privéleven uit artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden vallen. De registratie als prostituee is een inbreuk op het privéleven, omdat deze term haar reputatie kan schaden en problemen kan veroorzaken in haar dagelijks leven. Verder blijkt uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Wbp dat het seksuele leven niet hetzelfde is als seksuele geaardheid. Volgens de minister valt onder het seksuele leven ook promiscuïteit en de vraag of mensen regelmatig naar de Wallen gaan (Kamerstukken II, 1998/99, 25 892, nr. 8, blz. 23).
Onder het begrip “persoonsgegevens” vallen dus ook beroepsmatige activiteiten. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat dit bij bijzondere persoonsgegevens anders zou zijn. De rechtbank heeft dus terecht overwogen dat ook het professionele seksuele leven van de sekswerkers moet worden beschouwd als een bijzonder persoonsgegeven in de zin van artikel 16 van de Wbp. Onder de AVG zal dit niet anders zijn.